Zoeken

Van stro naar waterstof: de geschiedenis van energie – en wat we ervan hebben geleerd

‘We komen er wel met die energietransitie, maar we hebben nog wel even de tijd nodig’

We gingen in de vorige eeuw van steenkool naar aardolie, van aardolie naar aardgas en van aardgas naar elektriciteit. En nog eerder stookten we de huizen warm met turf en lazen bij het licht van walvistraan. Inmiddels zitten we in misschien wel de belangrijkste energietransitie ooit: die naar duurzame energie. De transitie die onze aarde moet redden. Maar hoe zorgen we dat we in onze energiebehoefte kunnen blijven voorzien? Welke problemen gaan we nog tegenkomen? En worden we ooit klimaatneutraal? We bespreken het met hoogleraar Duurzame Energievoorziening Gert Jan Kramer.

In vergelijking met pak hem beet het jaar 1800, is het energieverbruik in Nederland explosief toegenomen. Er werd toen, in de omgeving van het tegenwoordige Nederland, 31 petajoule aan energie verbruikt (er was toen nog geen elektriciteit). Het verbruik schommelt sinds 2006 jaarlijks tussen de 2000 en 3000 PJ.

De energievoorziening werd rond 1800 met name geregeld door turf, hout, wind- en watermolens, zo lezen we in een rapport van het CBS over het energieverbruik in Nederland van de afgelopen 200 jaar. ‘Vanaf 1860 werd steenkool de dominante energiedrager in Nederland. Na de Tweede Wereldoorlog schakelde Nederland over op aardolie (in de jaren 1950) en vervolgens aardgas (in de jaren 1960) als belangrijkste bronnen in de energievoorziening. In deze naoorlogse periode kwamen nieuwe energie-intensieve activiteiten op zoals de petrochemische en kunstmestindustrie en een sterke groei van het wegverkeer. Tussen 1975 en 2015 waren er weinig verschuivingen in het belang van de fossiele energiedragers aardolie, aardgas, steenkool en niet-fossiele energie. In 1976 werd de kerncentrale in Borssele volledig in gebruik genomen. Vanaf 2017 lijkt de transitie naar koolstofarme, hernieuwbare energie zoals wind- en zonne-energie daadwerkelijk ingezet. Hoewel het aandeel hernieuwbaar nog ver achterblijft bij aardolie en aardgas: in 2022 maakte hernieuwbare energie 14 procent uit van het Nederlandse energieverbruik tegen 83 procent aan fossiele energie. De overige drie procent betreft vooral kernenergie en niet-biogeen afval.’

‘De CSRD wordt een belangrijk hulpmiddel om bij een steeds rngrotere groep bedrijven na te gaan waar ze hun aandacht op moeten richten’

Invloed op de maatschappij

Maar, hebben we nou wat geleerd van die voorgaande energieovergangen/transities? ‘Moeilijk om te zeggen’, constateert Gert Jan Kramer. Hij houdt zich als hoogleraar Duurzame Energievoorziening in brede zin bezig met energietechnologie en hoe we dat kunnen inzetten om de komende decennia een CO2-vrij systeem te kunnen krijgen. ‘Het enige wat ik mijn studenten altijd leer, en wat ook feitelijk te onderbouwen is, is dat de energiehuishouding invloed heeft op de maatschappij. De wereld die we nu kennen, is een wereld die met name op basis van olie tot stand is gekomen. Olie heeft mobiliteit mogelijk gemaakt en olie heeft de complexe chemische industrie tot stand gebracht waarmee bijna alles om ons heen gemaakt is. De wereld was anders geweest als we nooit fossiele energie waren gaan gebruiken. Dan hadden steden ook nooit veel groter kunnen worden dan een miljoen mensen. We hebben nu steden waar bijna 30 miljoen mensen wonen, die steden worden gedomineerd door olie en gas. In de komende decennia gaat elektriciteit en hernieuwbare energie overheersen en dat zal impact hebben op hoe de maatschappij eruit ziet. Daarnaast hebben we er ook weinig aan om terug te kijken naar vorige energietransities, want die ontstonden over het algemeen spontaan, ze kwamen omdat er iets nieuws werd ontdekt. Nu is de transitie meer ingegeven door schaarste en klimaatverandering. We hebben ons in het verleden wel eens druk gemaakt dat de olie op zou raken, maar dat was een ander probleem dan wat we nu hebben: een atmosfeer vol verbrandingsproducten. In die zin is dat een reflectie van de eindigheid van de aarde. Het lastige is ook dat het een collectief probleem is. Heel veel individuen hebben baat bij het rijden met een auto, maar collectief gezien schaadt het ons. Dat vraagt linksom of rechtsom om ingrijpen van de overheid. We moeten een grens stellen en dat is inmiddels natuurlijk in allerlei vormen gebeurd, met het Klimaatakkoord als sluitstuk. Maar we hebben echt nog wel tot de gestelde deadline, 2050, nodig om daar te komen.’

‘Technisch gezien zijn de klimaatdoelen te halen, maar het moet ook nog daadwerkelijk gedaan worden’

Volgens Gert Jan zal het een traject vol met “bottlenecks” worden. ‘Deze transitie naar hernieuwbare energie is er een die onder bijzonder veel tijdsdruk moet gebeuren. Maar tussen nu en 2050 zullen we nog regelmatig in de krant lezen dat er weer een tegenslag is. En die moeten er ook zijn, want anders zou het betekenen dat het sneller kan. Die bottlenecks zijn er om speciale aandacht aan te geven, om ze op te lossen en weer verder te bouwen.’

De rol van het mkb

In zijn werk als onderzoeker richt Gert Jan zich met name op de zware industrie, zoals olieraffinaderijen, de chemische industrie en de staalindustrie. Zeer energie-intensieve sectoren dus. Neemt niet weg dat bedrijven over de hele breedte, ook in het mkb, een steentje zullen gaan bijdragen. ‘In mijn werk ben ik bezig met grote bedrijven die bij elkaar verantwoordelijk zijn voor tachtig procent (!) van de industriële CO2-uitstoot. Het mkbis een deel van de overige twintig procent. Maar tegelijkertijd blijft de energietransitie iets wat iedereen aangaat, ook kleinere bedrijven die minder energie verbruiken. Iedereen moet mee. De nieuwe Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD)-wetgeving bijvoorbeeld, maakt het binnenkort voor veel meer ondernemingen verplicht om verduurzaming binnen het bedrijf vast te leggen. Het vraagt ondernemers om in kaart te brengen hoe hun business eruit ziet: van inkoop tot gebruik. Verkoop je een product dan ga je dus ook bij je leveranciers navraag doen, die ook precies moeten weten hoe het bij hen zit. Zo krijg je een bouwwerk aan rapportages en daarmee hebben we een instrument in handen om verbetering aan te brengen. Ik vermoed dat het een belangrijk hulpmiddel zal worden om bij een steeds grotere groep bedrijven na te gaan waar ze hun aandacht op moeten richten. Ook servicegerichte bedrijven kunnen stappen zetten: hoe kun je het gasverbruik van je pand verminderen, kun je het woonwerk-verkeer vergroenen of bepaalde zakelijke vliegreizen schrappen? Zijn de koffiebekertjes die je gebruikt wel circulair? Door het inzichtelijk te maken, worden er nog eerder stappen gezet.’

Onvoorspelbaarheid

Kan Nederland, door sceptici nog wel eens “het braafste jongetje van de klas”, de ambities naar een zo goed als CO2-vrije samenleving waarmaken?  ‘Het ligt er een beetje aan over welke ambitie je het hebt’, lacht Gert-Jan. ‘Het goede nieuws is dat er jaar op jaar vooruitgang wordt geboekt. We hebben er best een stevig tempo in zitten. Maar in de komende jaren moeten we nog versnellen en dan zullen we zien of het moeilijker of makkelijker gaat worden. Dat is niet goed te voorspellen. De rapporten die stellen dat we de gestelde doelen zeker gaan halen leunen erg op het idee dat als we een beleidsmaatregel afkondigen, het ook daadwerkelijk gebeurt. Maar we moeten zien of we in staat zijn om ook echt te doen wat als beleid is afgesproken. In puur technische zin zijn de klimaatdoelen wel te halen, maar het moet ook nog allemaal gedaan worden. Er zijn altijd zaken die roet in het eten gooien, zoals politieke stagnatie of stijgende kosten. De hele offshore-sector bijvoorbeeld deed het geweldig, maar heeft het nu moeilijk omdat er een enorme inflatie is geweest in de kosten van staal en van personeel. Een windpark bouwen op zee is dus ineens duurder dan vier jaar terug. We maken voortgang, en dat zullen we ook blijven doen, maar het is minder “planbaar” dan we zouden willen.’

‘bottlenecks zijn er om speciale aandacht aan te geven, om ze op te lossen en weer verder te bouwen’