Toen wij hier op kantoor een rondje deden met de vraag waar iedereen aan moest denken bij het woord “vakmanschap”, kwam een aantal antwoorden meerdere keren terug: schoenmaker, edelsmid, lasser, schilder, slager, kapper en glasblazer waren onder andere een paar van de beroepen die regelmatig genoemd werden. Gek genoeg noemde niemand bijvoorbeeld een architect, grafisch vormgever (notabene de functie van een aantal collega’s), fysiotherapeut en andere beroepen die we in de huidige arbeidsmarkt kennen. Het lijkt erop dat we vakmanschap vooral associëren met (oudere) ambachten en dat is natuurlijk niet helemaal terecht. In dit themaverhaal zoomen we in op de veranderingen rondom vakmanschap en vergelijken we de theorie met verhalen uit de praktijk.
Ondanks dat vakmanschap dus vaak geassocieerd wordt met ambacht, betekent het iets anders. Vakmanschap is (volgens de Van Dale) “grote bekwaamheid in een vak”, terwijl ambacht de betekenis “vak waarbij je iets met de hand maakt” krijgt. Een vakman is dus niet per definitie iemand die met zijn handen werkt. De Amerikaanse arbeidssocioloog Richard Sennett beschrijft vakmanschap als volgt: “een niet-aflatende, basale menselijke impuls, de wens een werk goed te doen omwille van dat werk zelf”. Dat zegt eigenlijk dat iedereen die zijn best wil doen in zijn baan, een vakman is. Een docent die ieder kind naar een hoger niveau wil brengen en sociale vaardigheden bij wil brengen, is net zo goed een vakman als een boer die gezonde voeding wil produceren. Iemand die de machines op een boorplatform afstelt, is net zo goed een vakman als de hovenier die tuinen tot in de perfectie vormgeeft.
Is iedereen dan maar een vakman of een vakvrouw? In zekere zin wel, maar het is niet vreemd dat we deze term toepassen op beroepen die uit worden gevoerd door “makers” of “doeners”. We associëren een vakman namelijk ook vaak letterlijk met een gereedschapskist. Vol met hamers, schroevendraaiers en verfkwasten waar de makers natuurlijk niet zonder kunnen. Wat dan gek is, is dat we een laptop, softwareprogramma of rekentool – het gereedschap dat voor een groot deel van de werkende bevolking van levensbelang is – niet onder die categorie schuiven. Terwijl juist dát gereedschap aan zoveel verandering onderhevig is. Neem die architect waar ik eerst over sprak: die gebruikt inmiddels meer dan alleen een potlood.
Technologie
Door de verschillende revoluties in de afgelopen eeuwen zijn vele beroepen veranderd of zelfs verdwenen. Vakmanschap is bij uitstek iets dat door de mens wordt vormgegeven, maar technologie heeft daarin behoorlijk wat teweeggebracht. Neem een automonteur; die is tegenwoordig meer ICT’er dan dat hij met zijn handen bezig is. Een tandtechnicus gebruikt vooruitstrevende technologieën om complexe handelingen in zijn vakgebied uit te voeren. En een chirurg gebruikt steeds vaker een robot ter ondersteuning van het delicate werk dat hij uitvoert. Dus: de vakman- of vrouw blijft, maar het gereedschap breidt uit of wordt zelfs makkelijker of beter. Wie daar niet of niet op tijd in mee (wil) gaan, of te laat is met het investeren in de nieuwste spulletjes, zal uiteindelijk zijn vak niet meer uit kunnen oefenen. Efficiëntie, automatisering en kostenbesparing zorgen voor een andere invulling. Vakmanschap houdt dus niet op, het wordt anders.
En dat is in de meeste gevallen maar goed ook. De stratenmaker van vijftig jaar geleden kon uiterlijk tot eind veertig zijn beroep uitoefenen, omdat zijn lichaam het begaf. Nu kan diezelfde “maker” door middel van machines zijn hele loopbaan zijn geliefde vak uitvoeren. Of neem de timmerman: die kan het zagen aan machines overlaten, waardoor hij zich kan focussen op het lichtere werk. Waar al deze veranderingen vaak zorgen voor angst vooraf, kunnen we nu wel concluderen dat de meeste technologische ontwikkelingen ons leven makkelijker hebben gemaakt en veel (bouw)processen hebben versneld.
AI
Over angst gesproken: wat kunnen we – al pratend over vakmanschap in de nazomer van 2024 – nog zeggen over de komst van AI? In hoeverre gaat dat de vakmannen uitroeien? Helemaal niet, als je het ons vraagt. De vakman die zijn best doet, vanuit innerlijke passie, om het best mogelijke eindproduct neer te zetten, daar komt een datamodel niet bij in de buurt. Het is slechts een stukje nieuw gereedschap dat het vak voor mensen makkelijker kan maken. Met de nadruk op “voor mensen”, want juist het menselijke onderscheidingsvermogen is van levensbelang in een geautomatiseerde wereld.
Althans, dat zegt psycholoog Gerd Gigerenzer. Hij vindt dat we onze hersenen juist nog meer in moeten zetten in de omgang met algoritmes. ‘We moeten AI laten doen waar het goed in is en mensen inzetten waar wij het beste in zijn. Onze hersenen hebben miljoenen jaren evolutie achter de rug en zijn juist erg goed om met onzekerheden om te gaan, ongeacht of er veel of weinig informatie beschikbaar is. We weten niet hoe je dat in een computer krijgt. Een schaakcomputer heeft er bijvoorbeeld geen idee van dat hij aan het schaken is. Een computer kan ook onze kinderen niet opvoeden, vindt niet de liefde van ons leven en is niet in staat om de wereldmacht over te nemen. In onzekere situaties heb je zowel menselijk beoordelingsvermogen als transparantie nodig.’ Tel daar nog eens bij op dat AI vooral een kopieerapparaat is en dus niet origineel kan zijn. En, ja, het is misschien een oneerlijke vergelijking, maar AI kan voorlopig nog geen huizen bouwen. We zullen onze vakmannen en -vrouwen nodig blijven hebben voor het fysieke werk. Het ambacht dat uit de handen van mensen komt, en zéker het soort werk dat om aanpassingsvermogen vraagt, is voor een computer of machine anno 2024 toch echt nog een brug te ver.